Artikel
Van Manet tot Munch
Verzamel mee
Wil je het Van Gogh Museum (en alle andere Nederlandse musea) helpen bij het verzamelen voor de komende 50 jaar? Dat kan al vanaf 85 euro.
Toen het Rijksmuseum Vincent van Gogh - het huidige Van Gogh Museum - in 1973 zijn deuren opende, kon het direct bogen op de grootste Van Gogh-collectie ter wereld. Die imposante verzameling bestond al veel langer: Vincents schoonzus Jo Bonger had de collectie in 1891 van haar man Theo geërfd. Via hun zoon Vincent Willem werd de verzameling uiteindelijk ondergebracht in een stichting, die haar en bloc in bruikleen gaf aan het Rijksmuseum Vincent Van Gogh.
Bruidsschat
Het jonge museum ontving zo een fantastische bruidsschat, maar de museumcollectie was daarmee niet voltooid. Sterker nog: nu de collectie was ondergebracht in een museum dat volledig aan Van Gogh was gewijd, werd duidelijk dat niet elk facet van diens bewogen carrière even sterk was vertegenwoordigd. En dat was nu precies het doel van zo’n monografisch museum. Het Van Gogh Museum beschikte in de beginjaren echter over een zeer bescheiden aankoopbudget, en de kunst van Vincent van Gogh was peperduur. Voor het dichten van de hiaten in de collectie was hulp nodig.
Vanaf het begin
Die hulp werd vanaf het begin door de Vereniging Rembrandt geboden. Al voor de opening van het museumgebouw werd in 1971 steun verleend voor de aankoop van een vroege tekening uit de Brabantse periode. Enkele jaren later werd mede dankzij de Vereniging ook het schilderij Populierenlaan in de herfst verworven. Aanvankelijk was het aankoopbeleid vrijwel uitsluitend gericht op Van Gogh, maar vanaf de jaren 1980 kwamen ook zijn inspiratoren in het vizier. Zo verwierf het museum in 1983 met steun van de Vereniging Rembrandt een tekening van de 19de-eeuwse Franse realist Jean François Millet, die precies vanwege dit soort voorstellingen door Van Gogh zeer werd bewonderd.
Focus verbreed
Ook de aankoop van kunstwerken van Thomas Couture en Pierre Puvis de Chavannes - twee andere 19de-eeuwse schilders die Van Gogh hoog achtte - werd om die reden door de Vereniging gesteund. Met de aanstelling van Ronald de Leeuw als directeur in 1986, werd de aankoopambitie van het museum bovendien verder verbreed: niet alleen Van Goghs directe inspiratoren kregen een plek in de museumcollectie, maar ook andere sleutelfiguren uit de 19de-eeuwse kunstwereld. Zo kwam een uitzonderlijk (onvoltooid) olieverfschilderij van Lourens Alma Tadema, mede dankzij steun van de Vereniging Rembrandt, in het Van Gogh Museum terecht.
Tijdgenoten
Van Gogh was niet alleen geïnteresseerd in de kunst van voorgangers als Millet of Couture, maar ook in die van zijn tijdgenoten. Van Paul Gauguin en Henri Toulouse-Lautrec bezat de Vincent van Gogh Stichting al kunstwerken; die waren destijds direct van de kunstenaars verworven door Vincent of zijn broer Theo. Maar datzelfde gold helaas niet voor de impressionisten, terwijl zij de kunst van Vincent ook hebben beïnvloed. Die omissie kon lange tijd niet worden aangepakt omdat het aankoopbudget niet toereikend was voor zulke kostbare aanwinsten. Maar dat veranderde in de jaren 1990 toen de bezoekersaantallen, en daarmee de entreegelden, van het museum toenamen en de kapitaalkrachtige Sponsorloterij zich aansloot bij de begunstigers.
Recordbedrag
Dat de Vereniging Rembrandt deze ambitieuze impressionisten-wens van het museum volledig onderschreef, blijkt uit de talrijke bijdragen die zij voor de versterking van deze deelcollectie verleende. Voor de aankoop van een magnifiek werk van 'de vader van het impressionisme' Édouard Manet, was de Vereniging Rembrandt zelfs bereid om het recordbedrag van 500.000 euro aan steun te verlenen - toen de grootste bijdrage uit haar bestaansgeschiedenis. Van Claude Monet werden maar liefst drie schilderijen met steun van de Vereniging aangekocht; en ook van Gustave Caillebotte en Camille Pissarro kon het museum op deze manier topstukken verwerven. In 2016 werd bovendien een riviergezicht van Paul Signac toegevoegd aan de kleine, maar sterke deelcollectie neo-impressionisten, waarvoor eerder werken van Georges Seurat en Camille Pissarro waren gesteund.
Na Vincent
Toen het museum de voorhoede voor Vincents kunst kon tonen, en een completer beeld van zijn tijd kon geven, resteerde nog een ander belangrijk verzamelgebied. Want wat gebeurde er in de moderne kunst ná Vincent van Gogh? Daarover kon het museum al iets vertellen met de pastels van Odilon Redon die in 1986 met steun waren verworven, maar die werken kunnen vanwege hun kwetsbaarheid niet altijd op zaal hangen. Bovendien kende de (Franse) avant-gardekunst veel meer stromingen; zoals die van de zogeheten Nabis, waarvan Pierre Bonnards Montmartre in de regen een goed voorbeeld is.
Zielsverwanten
In hetzelfde jaar als de Bonnard verwierf het museum ook De Seine bij Nanterre van de fauvist Maurice de Vlaminck, eveneens met steun van de Vereniging. Dat schilderij is ondenkbaar zonder de landschappen van Van Gogh; net zoals het in 2017 gesteunde Portret van Felix Auerbach door Edvard Munch heel dichtbij Vincents portretten staat. ‘Mijn ziel was hevig aangedaan’ schreef De Vlaminck in 1901 nadat hij een Van Gogh-tentoonstelling in Parijs zag. Dat vertaalde zich in zijn kunst. En omdat schilderijen als De Seine bij Nanterre en het Portret van Felix Auerbach nu mede dankzij de leden van de Vereniging Rembrandt vlakbij Van Gogh hangen, kan iedereen die artistieke verwantschappen ontdekken.