Gesteund onderzoek
In Culemborg verzameld
Door Margot Leerink
In 2018-19 deed Margot Leerink dankzij een beurs uit het Ekkart Fonds van de Vereniging Rembrandt onderzoek naar de schilderijencollectie van het Elisabeth Weeshuis Museum in Culemborg. Belangrijk, want naar dit historisch gegroeide ensemble was nog nooit eerder grondig en systematisch onderzoek verricht. Het onderzoek mondde uit in een publicatie waarin de collectiegeschiedenis, de individuele schilderijen en andere bijzondere vondsten worden besproken.
Een unieke collectie
In het najaar van 2017 werd ik door Nicole Spaans, directeur van het Elisabeth Weeshuis Museum, gevraagd om onderzoek te doen naar de schilderijenverzameling (1500-1800) in het weeshuis. Ik had toen net een tentoonstelling in het museum gemaakt over de Memorietafel met Elisabeth van Culemborg, Jan van Luxemburg en Anthonis van Lalaing, toegeschreven aan de werkplaats of een navolger van Jan van Scorel. Ik was dus bekend met het weeshuismuseum en zijn verzameling en had zelf al ondervonden dat er nog veel vragen leefden over de individuele schilderijen en de collectiegeschiedenis.
Duidelijk was dat het schilderijenbezit van het weeshuis niet in een korte periode tot stand is gekomen, maar door de eeuwen heen was ontstaan en gegroeid. Maar hoe, wanneer en waarom kwamen de schilderijen in het huis terecht, wat was er verloren gegaan en wat is de waarde van de collectie als geheel? Om dat te achterhalen ben ik onder andere het archief van het weeshuis in gedoken. Daar vond ik inventarissen uit de 16de, 17de en latere eeuwen, aan de hand waarvan ik kon reconstrueren welke schilderijen wanneer in het weeshuis terechtkwamen. Door dit te koppelen aan historische gebeurtenissen kwamen de redenen voor het verplaatsen van schilderijen aan het licht.
Dat het weeshuis aan het eind van de 16de eeuw een kerkelijk altaarstuk in huis kreeg, het Altaarstuk met het Laatste Avondmaal van Jan Deys, was bijvoorbeeld het directe gevolg van de Reformatie: het graafschap werd onder graaf Floris I van Pallandt protestants en daarmee uiteraard ook de katholieke Barbarakerk. De kerk werd op last van Floris ontdaan van katholieke uitingen. Maar waarheen met groot drieluik met predellakast uit de Sacramentskapel? Het weeshuis had plek én was een veilige haven.
Een ander voorbeeld is de Franse bezetting van de stad in het rampjaar 1672. Toen werden portretten vanuit het door de Fransen bezette kasteel van de graven van Culemborg naar het weeshuis verhuisd, ook om ze in veiligheid te brengen. Door de collectie als geheel te vergelijken met die van andere weeshuizen werd duidelijk dat er in Culemborg een voor Nederland unieke situatie is ontstaan. Het is een niet voor het weeshuis gemaakt ensemble dat al eeuwenlang wordt bewaard in het oudste nieuwgebouwde weeshuis van Nederland.
Kasteel van Culemborg
De meeste schilderijen in het weeshuis zijn afkomstig uit het kasteel van de heren en graven van Culemborg, waarvan nu alleen nog de fundamenten zichtbaar zijn. Daarom nam ik ook deze nog nooit eerder onderzochte collectie onder de loep en hier kwam ik tot veel ontdekkingen. In het archief van de heren en graven van Culemborg vond ik talloze inventarissen van het kasteel en rekeningen van 17de-eeuwse schilders als Jan van Ravesteyn, Michiel van Mierevelt en Roelant Savery. Hieruit bleek dat de schilderijenverzameling van het graafschap onder graaf Floris II van Pallandt (1577-1639) enorm toenam in omvang. Voor het kasteel verzamelde hij meer dan honderd schilderijen; voor zijn stadspaleis in Den Haag, het Hof van Culemborg, negen kostbare stukken van befaamde schilders zoals Paulus Moreelse, Gerrit van Honthorst en Moyses van Wttenbrouck. Een aantal van deze schilderijen bevindt zich nu in het weeshuis. Van veel andere werken is de huidige locatie niet meer te achterhalen; ze zijn verdwenen en waarschijnlijk verloren gegaan. Eén schilderij uit de Haagse collectie van de graaf, De aanbidding van de herders door Paulus Moreelse, is in 2017 aangekocht door het museum met steun van onder meer de Vereniging Rembrandt, en hiermee is de eerste stap gezet om die collectie weer te betrekken bij de Culemborgse. Sommige schilderijen heb ik opgespoord in Duitsland met hulp van mijn externe begeleider Rudi Ekkart. In Meiningen twee portretten ten voeten uit van graaf Floris II van Pallandt en zijn vrouw Catharina van den Bergh die in de ‘gouden’ zaal van het kasteel hingen. En in Braunschweig de Triomf van Bacchus van Moyses van Wttenbroeck, afkomstig uit het stadspaleis in Den Haag.
Doodsportretten
Het archiefonderzoek bracht veel onbekende feiten naar boven. Zo kwam ik meer te weten over de schilder Maximiliaan Clinger, die het doodsportret van graaf Floris II schilderde. Van Clinger zijn geen andere werken bekend, maar ik vond in het archief dat hij voor de begrafenis van de graaf werd uitgenodigd om het hele kasteel te versieren en bij die gelegenheid gaf de weduwe van de graaf, Catharina, hem de opdracht het doodsportret te schilderen en een ander portret van de graaf van de hand van Van Mierevelt te kopiëren. Voor dit doodsportret werd Clinger mogelijk gevraagd om in zijn compositie rekening te houden met het eerdere doodsportret van Floris I, zodat de portretten naast elkaar, als evenwichtig ensemble getoond zouden kunnen worden: Floris I links en Floris II rechts. De beide doodsportretten vormen samen met een reeks verdwenen doodsportretten van graven van Culemborg een uniek ensemble in Nederland. Het is een bijna een eeuw omvattende reeks en er zijn geen andere voorbeelden van dergelijke reeksen bekend.
Kortom
Het onderzoek leverde veel nieuwe informatie op over schilderijen, makers en opdrachtgevers en bleek waardevol voor de kennis over de schilderkunst en de (portret)verzameling in het weeshuismuseum. Er ontstond een beter beeld van de wijze waarop de schilderijencollectie van het weeshuis groeide – een tastbaar bewijs van de geschiedenis van Culemborg van 1500 tot 1800 en enkele kunstminnende graven.