50 jaar geleden voor het eerst
Ik loop niet vaak voor één enkel schilderij een museum binnen, maar ik ben wel eens het Van Gogh Museum ingegaan om alleen maar naar Van Goghs vertaling van een schilderij van Millet te kijken: een schilderij met een ploeg in de sneeuw, geschilderd naar een prent. Het is een landschap als een zelfportret, door Van Gogh gemaakt toen hij in de inrichting van Saint-Rémy was opgenomen. De Millet, waarop geen sneeuw te zien is, werd door van Gogh begrepen vanuit de ellende van zijn eigen situatie – want een ploeg in de sneeuw heeft geen zin. Sterker nog, geen boer zou zijn waardevolle gereedschap zo laten liggen, want dan roest het.
Die Van Gogh ontroert mij. Maar als ik kracht wil opdoen, ga ik bij een ander schilderij op bezoek. Bij een portret van een man die ik niet ken, maar die een vriend is geworden. Ik zag hem een jaar of vijftig geleden voor het eerst. Zijn portret door Goya is voor mij een van de meest indrukwekkende schilderijen in het Rijksmuseum, ook al hangt het op een hele foute plek – in een zaaltje dat verder is gevuld met zeer aanwezig, protserig zilver. Goya was al ver in de zeventig toen hij dat portret schilderde en was toen op doorreis naar Bordeaux, waar hij in ballingschap zou sterven.
Zijn palet is eenvoudig, zijn techniek volmaakt. De achtergrond van het schilderij is grijsbruin, het kostuum van de man is zwart. Hij komt heel dichtbij. Zijn vest is roodoranje, zijn hemd is wit. Goya’s penseelstreek is volkomen zeker: het ongekamde haar, de open kraag. En dan die blik.
Maar Goya geeft zijn model ook een heel nadrukkelijk sprekende houding – zoals grote figuurschilders meestal doen wanneer zij portretteren. Hun model hoeft niet stil te zitten tot het gezicht verkrampt. De schilder die gewend is verhalen te verbeelden, doet ook iets met het karakter van wie hij portretteert, of beter: hij observeert zijn model totdat hij snapt wat er karakteristiek aan is. De beste portretten van Velázquez, Rembrandt en Goya zijn denk ik zo ontstaan, en van Degas weten we dat zeker. En omdat deze schilders voor hun andere werk hadden geleerd te regisseren, wisten zij ook van lichaamstaal. De handen in de zakken, dat past bij deze man.
Helaas weten wij niet veel van hem af. Hij heette Don Ramón Satué en was rechter in Madrid, zoals het opschrift op het schilderij vermeldt. Of beter: dat was hij geweest, want hij werd uit die functie ontslagen toen Spanje in 1823 onder Koning Ferdinand VII een van de meest reactionaire staten van Europa werd. Sommigen menen dat Satué, die al in 1824 stierf, daarna nog een andere belangrijke positie vervulde. Dat is moeilijk te geloven en hij ziet er ook niet uit als een geslaagde conformist. Ik denk: hij wist wel beter. Of, zoals een oude catalogus van het Rijksmuseum hem ooit typeerde: hij ziet eruit als een opstandige persoonlijkheid in onverschillige houding. Hoe krijgt iemand het uit zijn pen.
Peter Hecht (Rembrandtlid sinds 1989) is emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en bestuurslid en fellow van de Vereniging Rembrandt.