Kennismaking
Elk college herhaalde hij zijn gebod: ‘Geen aantekeningen maken maar kijken, alleen maar kijken.’ Ik kon me er moeilijk aan houden, omdat alles wat Hans Locher tijdens zijn hoorcolleges vertelde over de kunstwerken die hij ons aan de hand van dia’s liet zien, van betekenis was. Meestal zat ik dan ook verstopt tussen medestudenten ergens in het midden van de oplopende zaal, om te doen wat niet mocht. Al die aantekeningen heb ik tot op de dag van vandaag bewaard. Locher hield van verrassende overgangen en zo weet ik nog goed dat ik na een reeks dia’s van moderne kunstwerken opeens een stilleven op het scherm geprojecteerd zag. Het bleek een klein schilderij – ‘een dia vertekent altijd,’ zo benadrukte onze docent vaak om vervolgens met zijn handen de grootte van het schilderij aan te geven – van de Italiaanse schilder Giorgio Morandi. In mijn collegeaantekeningen lees ik slechts enkele regels over de kunstenaar. Het schilderij intrigeerde me kennelijk zo dat ik alleen maar kón kijken.
Stille intimiteit
Het laatste schilderij van Morandi dat Locher ons tijdens dat college liet zien, staat in mijn geheugen gegrift – een stilleven van tegen elkaar schurkende potjes en vaasjes met aan de rechterkant een klein vaasje dat was los geschilderd van de groep. Ik herinner het me zo goed omdat het me deed denken aan de familiefoto bij mijn grootouders op de schoorsteenmantel. Op die oude zwart-witfoto hadden zich rond mijn toen nog jonge opa en oma hun kinderen geformeerd, mijn twee ooms en mijn vader, terwijl de jongste – mijn tante, die toen nog een peuter was – wat terzijde stond en nieuwsgierig de camera in keek. Ik heb het altijd een ontroerend beeld gevonden, om de wat onbeholpen poses die ze aannamen en hun onwetendheid van wat allemaal nog zou komen, zo jong als ze toen waren. Misschien bepaalde dat mede mijn ontvankelijkheid voor Morandi. Zijn stillevens appelleren aan vergelijkbare sentimenten: menselijke waarden, stille intimiteit en een bewustzijn van de vergankelijkheid en breekbaarheid van dingen.
Elk veegje is raak
Vaak grijpen gebeurtenissen in elkaar. Nog geen week na het college waarin Hans Locher ons Morandi leerde kennen, bezocht ik voor het eerst Jan Hagendoorn, een jeugdvriend van mijn oom en mijn vader, die schilder was. Zij hadden me al vaker gemaand hem eens te bezoeken, maar het was er niet eerder van gekomen. Hagendoorn woonde in een klein huisje vlak bij de IJssel, de rivier die hij steeds maar weer in verf vastlegde, en leidde een teruggetrokken leven. Toen hij vanwege gezondheidsproblemen arbeidsongeschikt werd verklaard, had hij zich helemaal aan het schilderen overgegeven. Hagendoorn ontving mij die eerste keer met zo weinig woorden, dat ik rekening hield met een kort bezoek. Maar toen ik in de reproducties die in zijn krappe atelier aan de wand hingen Morandi kon herkennen, ontdooide hij. De Italiaanse grootmeester van het stilleven bleek zijn grote held. Nadien heb ik hem vaker bezocht, mocht ik met hem mee naar zijn favoriete schilderplekken langs de IJssel en vertelde hij over het vak. En altijd kwam Morandi ter sprake. Dan wees hij mij op de subtiliteiten in diens werk, de kleurharmonieën, het zachte namiddaglicht dat hij in verf had weten te vangen, het verspringen van vorm en tegenvorm en Morandi’s onnavolgbare techniek. ‘Elk veegje is raak,’ zei hij vaak. ‘Elke verfstreek draagt bij aan het karakter van die afzonderlijke vormen én aan het geheel.’
Blijvend aanwezig
Toen ik na mijn studie kunstgeschiedenis ging werken in het Groninger Museum, bezocht ik Hagendoorn steeds minder vaak. Maar Morandi bleef op de achtergrond steeds aanwezig. In Groningen raakte ik bevriend met de schilder Martin Tissing, die ook een groot bewonderaar van hem bleek te zijn. Als het gemis aan schilderkunst in het Groninger Museum – dat toen vooral aandacht schonk aan andere disciplines – mij te veel werd, zocht ik hem op in dat veilige atelier in het centrum van de stad om zijn nieuwste schilderijen te zien en om hem te horen vertellen over Morandi en de andere schilders die we beiden bewonderden.
Morandi als inspirator
Omdat het werk van Morandi ver afstond van waar we ons in het Groninger Museum mee bezighielden, heb ik nooit over een tentoonstelling nagedacht. En toen ik de overstap had gemaakt naar Museum Belvédère kwam het aanvankelijk ook niet in me op, omdat het door Thom Mercuur opgerichte museum met zijn kleine staf niet was ingericht op projecten van meer internationale allure. Maar toen grote exposities van het werk van de gebroeders Bram en Geer van Velde in 2011 en van Paula Modersohn-Becker in 2013 succesvol verliepen, begon ik het te overwegen, temeer daar ik in Friesland een omgeving had aangetroffen waar de schilderkunst van Morandi begrepen werd. Van kunstenaars als Willem van Althuis, Boele Bregman, Ed Dukkers en Klaas Koopmans werd me niet alleen verteld dat zij Morandi hadden bewonderd, ik zag van hen ook verschillende werken waarin zijn inspiratie aanwijsbaar was. En als ik kunstenaars als Sjoerd de Vries, Jet van Oosten, Ada Duker, Christiaan Kuitwaard, Marije Bouman of Anke Roder vroeg naar hun voorbeelden, refereerden ze allen aan Morandi.
Droomproject
Toen een eerste verkenning uitwees dat een Morandi-tentoonstelling in Museum Belvédère mogelijk moest zijn, hebben we ons droomproject geprogrammeerd voor 2018, het jaar waarin Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa was. Uiteindelijk kwam het project tot stand dankzij financiële ondersteuning van de Turing Foundation en Fonds 21, de collegiale medewerking van Museo Morandi in Bologna en bruiklenen van diverse andere musea en particulieren. Giorgio Morandi ǀ Bologna werd de succesvolste tentoonstelling uit de nog jonge geschiedenis van Museum Belvédère, en het boek dat erbij verscheen raakte geheel uitverkocht. Blijvende waarde kreeg het project toen bruikleengevers Ted de Boer en Rob Sarck besloten hun Morandi aan het museum te schenken. Inmiddels is dat stilleven het stralend middelpunt geweest van verschillende museumpresentaties.
Buitenkans
Toen de Vereniging Rembrandt en de Turing Foundation in 2022 hun nieuwe actie Buitenkans aankondigden, wisten we onmiddellijk welk plan we zouden indienen: een presentatie van schilderijen van Morandi uit Nederlandse collecties. In zo’n epiloog zouden dan de schilderijen kunnen worden opgenomen uit Museum Boijmans Van Beuningen, Kunstmuseum Den Haag, Fondation Custodia en twee particuliere collecties die in 2018 hadden ontbroken. Het voorstel van Museum Belvédère was een van de inzendingen die werden geselecteerd. Daarmee werden we in de gelegenheid gesteld een Morandi-epiloog te realiseren, precies vijf jaar na onze grote Morandi-tentoonstelling.
Geconcentreerde aandacht
In een van zijn spaarzame interviews verklaarde Morandi eens dat met een klein ensemble van zo’n zes schilderijen van zijn hand eigenlijk alles kon worden verteld wat hij met verf had willen zeggen. Die opmerking speelde voortdurend in mijn gedachten tijdens de voorbereidingen en de inrichting van de tentoonstelling uit 2018. Het werd de voornaamste reden om een tentoonstelling te maken van een niet te groot aantal schilderijen. Uiteindelijk selecteerden we 28 schilderijen en twaalf werken op papier, aantallen die het midden hielden tussen ‘minder kan zeker’ en ‘er moet wel wat te zien zijn’. Met de negen schilderijen die we exposeren in de epiloog Morandi ǀ Nederland benaderen we zelfs meer het ideaal van de meester, dat vooral was gericht op aandachtig kijken, in alle rust en met strelende blik.
Een voorrecht
In 2018 kon ik me daar volledig aan overgeven. Wat een voorrecht was het om op doordeweekse ochtenden voor alle bezoek uit telkens enkele schilderijen in me te kunnen opnemen, zonder afgeleid te worden. En onder dat kijken heb ik vaak teruggedacht aan de lessen van Hans Locher, en aan Jan Hagendoorn en Martin Tissing, met wie ik mijn voorliefde voor Morandi deelde. Zo een-op-een ontroerden zijn schilderijen mij op een manier die ik nauwelijks kan verklaren, maar die alles te maken moet hebben met de geconcentreerde aandacht waarmee Morandi zelf te werk ging. In zijn atelier aan de achterzijde van de Via Fondazza in Bologna was hij in al die jaren niet alleen vertrouwd geraakt met zijn onderwerpen en zijn schildersmaterialen, hij had zich er volledig mee vereenzelvigd en wist ze in overeenstemming te brengen met wat zich in zijn binnenwereld afspeelde. Daardoor konden die stillevens veel meer worden dan een samenstel van potjes, flesjes en vaasjes en zijn ze in staat bij ons de zuiverste emoties op te roepen – emoties die zich maar moeilijk in woorden laten uitdrukken.
Han Steenbruggen is directeur-conservator van Museum Belvédère