Als kind struinde ik graag door het Stedelijk Museum in Amsterdam. Mijn tante die daar werkte, genoot van de commentaren die uit de prepuberbreinen van mij en mijn zussen voortkwamen. Daarbij geen woord over de kleursymboliek van het kubisme of het bijzondere postmoderne vormgebruik. We vroegen ons heel andere dingen af: waarom Tracey Emin haar bed niet had opgemaakt, of je op de stenen bedden van Marina Abramović mocht gaan liggen (ja) en of onze oudste zus de muur van Karel Appel soms had geschilderd (nee).
Bij het werk van Jeff Koons viel ik een beetje stil. Ik was jong genoeg om zijn vrouw en tevens pornoster Cicciolina met haar parelkettingen en blonde haar als een soort prinses te zien. Maar ik was ook oud genoeg om de schaamte te voelen bij het zien van een copulerend stel. Ik voelde dat dit eigenlijk niet voor mijn ogen bestemd was, maar tegelijkertijd wist ik dat het in een museum hing dus mocht ik ernaar kijken. Aan mijn ouders durfde ik volstrekt niet te vragen waarom dit nou kunst was, maar met mijn tante had ik hierna volop gesprekken over kunst, liefde en seks. Ik leerde hoe kunst je blik kan verruimen en maakt dat je dingen gaat bevragen die vanzelfsprekend en onveranderbaar lijken.
Zo’n 25 jaar later ging ik voor de elfde keer op date met een man
waarvan ik nog niet helemaal zeker wist hoe leuk ik hem nou precies
vond. In museum Voorlinden veranderde dat. In de zaal met vijf
schilderijen van Ellsworth Kelly sloeg de liefde echt toe. Zowel
voor de immens grote werken in primaire kleuren als voor die man. We
hebben denk ik veertig minuten in de zaal gestaan, gezeten en zelfs op
de grond gelegen. Totaal overmand door de impact die deze kleuren op
ons hadden. Daar onder die schilderijen begrepen en bewonderden we de
kunst en elkaar.
Die avond wisten we de woorden weer te
vinden. Zo goed zelfs dat ik eruit flapte dat ik wel graag kinderen
wilde en dat als hij dat niet voor zich zag, we beter niet verder konden
daten. Een doodzonde in het handboek der liefde voor de 35-jarige
vrouw. Iedereen zal je ten zeerste afraden om ook maar iets te laten
merken van klapperende eierstokken tegenover een man, die schijnbaar
standaard bindingsangst moet hebben. Hij liet me twee weken in
spanning tot hij me een antwoord gaf (zijn lezing: ‘Ik ging verder met je daten, dat was toch al een positief antwoord?’).
Inmiddels voeren we gesprekken met onze dochter als ze bij ons door de slaapkamer banjert over de vraag waarom er ogen op blote billen zitten. Dat is omdat de tentoonstellingsposter van het Stedelijk – Amsterdam Magisch Centrum – na een museumbezoek (date nummer 67) hier aan de muur terechtkwam. Zo zetten we met deze tweejarige het gesprek en de verwondering voort. Op haar geboortekaartje stond niet voor niets de tekst: ‘als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is’.
Veerle Corstens is cultuurjournalist.