Art can help
Robert Adams (geb. 1937) is niet alleen een geweldige fotograaf naar wiens werk je kunt blijven kijken, hij schrijft ook beeldend en goed. In de catalogus bij zijn tentoonstelling in het Jeu de Paume in Parijs in 2014 licht hij zijn roeping als fotograaf als volgt toe: ‘I began making pictures because I wanted to record what supports hope: the untranslatable mystery and beauty of the world.’ Adams is een humanist; de visie op de mens en ons bestaan die hij in zijn foto’s en zijn teksten naar voren brengt, is zuiver en raak. Al is hij niet uitsluitend positief over waar mensen toe in staat zijn, hij zoekt naar manieren om het leven zin te geven en belijdt daarbij dat Art can help, zoals de titel luidt van zijn boek uit 2017, dat ik met veel plezier heb gelezen. Alleen al wegens het aan John Keats in een brief uit 1818 ontleende motto: ‘Poetry should be great and unobtrusive, a thing which enters into one’s soul, and does not startle it or amaze it with itself but with its subject.’ Voor Adams is kunst existentieel en de beleving van kunst ‘carries us further’. De uitingen van Jeff Koons en Damian Hirst zet hij weg als nihilistisch.
Ik moest aan Robert Adams denken toen ik opnieuw Jan Mankes’ hoogst originele schilderij Sneeuwlandschap met sloot zag dat de Vereniging Rembrandt in 2011 heeft helpen verwerven voor de Ottema-Kingma Stichting in Leeuwarden, geschilderd in de winter van 1913. Een evocatie van de winter die in deze gedaante maar zelden tot ons komt in de 21ste eeuw. Wel daarentegen in 1913 – een jaar waarover de Duitse journalist Florian Illies maar liefst twee boeken schreef in de vorm van een kroniek die laten zien wat er cultureel en politiek gebeurde in dat jaar: ontzaglijk veel (mijn grootvader trok naar Rusland om taluds te bouwen). Maar op bepaalde plaatsen heerste er totale rust, zoals in Friesland, waar Jan Mankes deze vorm vond om met een minimaal palet de besneeuwde natuur om hem heen weer te geven. Kraaien, stellig op zoek naar iets eetbaars, vormen een beweeglijk accent in een verder volledig verstilde wereld. Mankes gebruikte lijnen (zijn het smalle sloten?) en toon. Grillige patronen voor verdord gras. Een toef zachtblauw. Het doffe grijs ademt kou.
Onlangs reisde ik per trein van Parijs naar Genève. Met soms 276 kilometer per uur zoefden we drie uur lang door een bevroren landschap. Er was geen sneeuw te bekennen, wel mist overal en bomen die witte staketsels of schimmen waren geworden. Onwezenlijk, zoals ze zijn geschilderd door Vilhelm Hammershøi, die ook zo koel met grijs wist om te gaan. Ik dacht aan Mondriaan, die in 1913 in Parijs werkte en een nieuwe weg zocht in zijn kunst. Het kwam misschien door die skeletten van bomen buiten: natuur die vraagt om een artistiek antwoord, en Mondriaan gaf dat, geïnspireerd door bomen in de winter. Weer thuis zocht ik in Joop Joostens oeuvrecatalogus, vond Compositie no. II en mijmerde over de gelijktijdige creatie van Mankes’ en Mondriaans doek, gefrappeerd hoe de observatie van wat ons omringt onder de handen van twee verschillende kunstenaars kan leiden tot zulke uiteenlopende schilderijen. En ook weer niet. Want qua sfeer en zuiverheid en in hun oprechtheid hebben ze tegelijk van alles met elkaar gemeen. Bij het verfijnen van je blik, het verwerken van wat je ziet, het je bezinnen op je bestaan en ‘the untranslatable mystery and beauty of the world’ – Robert Adams heeft gelijk: ‘Art can help.’