Op 15 juli 1945 werd het Rijksmuseum gedeeltelijk heropend met een tentoonstelling van 17de-eeuwse kunst, die er sinds 1939 niet meer te zien was geweest. Binnen twee maanden kwamen er 100.000 bezoekers op af. Het zouden er uiteindelijk meer dan 165.000 worden. De meesten kwamen ongetwijfeld met een lege maag. Er reden nog nauwelijks treinen en toeristen waren er evenmin. Hooguit geallieerde soldaten.


Een geweldige ervaring

Catalogi waren vóór de oorlog altijd heel bescheiden van omvang, maar het boekje bij deze tentoonstelling was niet meer dan een ongeïllustreerde brochure met een voorwoord en een lijst van tentoongestelde werken. Een geheugensteuntje op krantenpapier. Toch waren op dit Weerzien der Meesters Vermeers Gezicht op Delft en Carel Fabritius’ Puttertje uit het Mauritshuis te zien, en was de Nachtwacht terug, vergezeld van zestien andere Rembrandts. Een keuze uit de groepsportretten van Frans Hals uit Haarlem was er ook, en zilver van de gebroeders Van Vianen. Het moet een geweldige ervaring zijn geweest deze 175 werken terug te zien. En reden tot vreugde was er ook, omdat tenminste het openbaar kunstbezit de oorlog zo goed als onbeschadigd had doorstaan.

Het Rijksmuseum was in 1939 ontruimd en in september 1944 volledig gesloten, maar nu was het dus terug. Zestig jaar nadat het gebouw van Cuypers in gebruik was genomen, werd de bevrijding gevierd met een tentoonstelling, die op Rembrandts verjaardag werd geopend – al bleef dat in de catalogus onvermeld. Het ging om een weerzien met de kunst, niet om de verering van een held of meester. Misschien wilde men ook wel zo snel mogelijk vergeten, dat de bezetter van Rembrandts verjaardag in 1944 nog een nationale feestdag had gemaakt.

Voor Kees Fens, de latere criticus, was de tentoonstelling van 1945 geen weerzien. Hij was toen vijftien en zag Het straatje van Vermeer voor het eerst. En hij werd diep geraakt. In 2003, aan de vooravond van de sluiting van het Rijksmuseum in verband met de grote verbouwing, wist hij het nog: ‘Ik ben nooit meer in een museum zo gelukkig geweest als toen.’

1327px La ronda de noche por Rembrandt van Rijn

Rembrandt, De compagnie van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren, beter bekend als 'De Nachtwacht', 1642, olieverf op doek, 379,5 x 453,5 cm. Rijksmuseum, Amsterdam

Juist als schoonheid ertoe doet

Ook elders in Europa moesten de musea tijdens de Tweede Wereldoorlog worden gesloten en deed men al het mogelijke om de collecties in veiligheid te brengen. De directeur van de National Gallery in Londen, Kenneth Clark, besefte al in 1934 dat er plannen moesten worden gemaakt voor een mogelijke evacuatie van de verzameling. Toen de Britse eerste minister Chamberlain in 1937 nog meende dat hij de vrede had gered door Tsjecho-Slowakije aan Hitler uit te leveren, waren de eerste schilderijen uit de National Gallery al geëvacueerd. En toen de oorlog in augustus 1939 ook voor Engeland begon, was het museum zo goed als leeg.

Toch zou de National Gallery in de oorlog haar missie niet opgeven, maar integendeel juist bewijzen hoezeer die ertoe deed. Dat begon al in oktober van het eerste oorlogsjaar met het aanbieden van dagelijkse lunchconcerten – een initiatief van de pianiste Myra Hess, die deze concerten ook zelf organiseerde. Het werden er bijna 2000 en de belangstelling ervoor was enorm, hoewel de uitvoeringen regelmatig werden onderbroken door een bomalarm of bombardement. De beste krachten uit het Britse muziekleven werkten eraan mee, van Benjamin Britten tot Kathleen Ferrier, en in de programmering werden geen concessies gedaan. Zoals Hess zelf zo treffend formuleerde: ‘Everybody was very busy during the war and there was nobody to tell the people that this sort of music was over their heads. So they came and liked it.’

Myra Hess in de National Gallery

Myra Hess speelt in de National Gallery, tussen de lege schilderijlijsten

Moed en trouw

Minstens zo belangrijk en net zo’n teken van haar onverstoorbare geloof in waar de National Gallery voor moest staan, was de reeks wekelijkse tentoonstellingen die er vanaf 1942 waren te zien. De aanleiding daartoe werd gevormd door de verwerving van Rembrandts Portret van Margaretha de Geer in 1941, een geschenk van de National Art Collections Fund. Die aanwinst haalde de krant, waarop er in een ingezonden brief werd gevraagd of dat schilderij niet ook een paar maanden zou kunnen worden getoond – ‘just at a time when such beauty is most potent for good.’ Dat idee werd opgepikt, en nadat Margaretha de Geer gedurende drie weken in het museum door duizenden mensen was gezien – en elke nacht om redenen van veiligheid naar de kelder was gebracht – werd deze aankoop, op een zo onwaarschijnlijk moment gedaan, het begin van een reeks van 43 tentoonstellingen waarin telkens één enkel topstuk uit de verzameling werd getoond. De bezoekers werd gevraagd aan te geven wat ze het liefste wilden zien en het museum ontdekte zo wat onder deze omstandigheden zijn meest geliefde schilderijen waren – van Hobbema’s Straatje van Middelharnis tot Botticelli’s Venus en Mars, waar maar liefst 35.000 liefhebbers naar kwamen kijken.

Men zou kunnen zeggen dat het museum met deze wekelijkse transporten en presentaties in een stad die doorlopend werd gebombardeerd een krankzinnig risico nam, maar ook dat het grote moed en trouw liet zien. Op 7 mei 1945 tekende Duitsland de capitulatie, en binnen enkele dagen werden zestig topstukken uit hun schuilplaats in Wales naar het museum teruggebracht en in twee van de nog bruikbare zalen van het museum tentoongesteld. Het duurde bijna tien jaar voor de rest van het gebouw weer was hersteld.

Rembrandt Portret van Margaretha de Geer

Rembrandt, Portret van Margaretha de Geer, 1661, olieverf op doek, 75,3 x 63,8 cm. National Gallery, Londen

Berlijn: een ander verhaal

Met de schilderijen van het voormalige Kaiser-Friedrich-Museum in Berlijn, een verzameling die in omvang en betekenis niet onderdeed voor die van de National Gallery in London, was het in 1945 veel slechter gesteld. Het museum was in 1939 gesloten maar de collectie bleef in Berlijn – in een betonnen bunker met luchtafweergeschut – totdat in de laatste oorlogsmaanden alsnog tot evacuatie werd besloten. Ruim 1200 werken konden toen de stad nog verlaten, voor de resterende 400 schilderijen, waaronder drie Caravaggio’s en alle grote formaten van Rubens, werd geen transport meer geregeld. Zij gingen, samen met vele honderden sculpturen, enkele dagen na de bevrijding in een vermoedelijk aangestoken brand verloren.

Ruim 200 schilderijen die in het Westen werden teruggevonden, werden in 1945 naar de Verenigde Staten gestuurd en even zag het ernaar uit dat deze topstukken zouden worden opgenomen in de zojuist geopende National Gallery of Art in Washington. Sommigen vonden dat deze schilderijen aan de VS toekwamen, anderen meenden juist dat een dergelijke kunstroof de hele inspanning van de geallieerden om Europa te bevrijden zou diskwalificeren. Uiteindelijk werden alle werken, na te zijn tentoongesteld in Washington en op tournee te zijn geweest langs twaalf andere steden in de VS, in 1947 naar West-Duitsland – maar niet naar Berlijn – geretourneerd. Naar Berlijn kwamen de schilderijen pas weer in 1953, omdat de vrienden van het voormalige Kaiser-Friedrich-Museum hun schenkingen voor West-Berlijn hadden opgeëist en de rechter hen in het gelijk had gesteld. Vijf jaar later keerde ook het deel van de collectie dat in het Oosten was teruggevonden en naar Rusland meegenomen, weer terug – maar uiteraard naar Oost-Berlijn.

Pas na de val van de Berlijnse Muur in 1989 konden de beide deelcollecties uit Oost en West weer worden samengevoegd. De kans dat er toen nog bezoekers waren die het oude Kaiser-Friedrich-Museum van voor 1939 hadden gekend en in die zin een weerzien konden beleven, was gering. De Bondsrepubliek Duitsland was bovendien intussen heel rijk geworden, en de inwoners van Oost-Berlijn vergaapten zich waarschijnlijk meer aan wat daar allemaal te koop was dan aan de schilders van weleer. Het gouden moment was gemist.

Caravaggio Mattheus en de engel nieuw

Caravaggio, Mattheus en de engel, 1602, olieverf op doek, 223 x 183 cm. Voorheen Kaiser-Friedrich-Museum, Berlijn, verloren gegaan in 1945

Voor weinigen of velen

Toch zou je iedereen die ervaring van Kees Fens wel gunnen, of het intense genoegen dat talloze bezoekers moeten hebben beleefd toen de eerste zestig topstukken uit de verzameling van de National Gallery na zes jaar afwezigheid naar Londen waren teruggekeerd. Het verlangen naar schoonheid en naar iets dat deugt, moet na jaren van oorlog en zwijnerij enorm zijn geweest. Ook nostalgie zal daarbij een rol hebben gespeeld, en de wens om te vergeten of te verdringen wat er was gebeurd. Aan kunst werd daarbij grote betekenis en misschien zelfs een helende kracht toegekend.

Zulke hooggestemde gevoelens zijn inmiddels denk ik zeldzaam geworden, al zijn de musea succesvoller dan ooit. Alleen al in 2019 werden er meer dan 32 miljoen museumbezoekers geteld in Nederland, waarvan er 1,4 miljoen over een Museumkaart beschikten, die ze in totaal ruim negen miljoen keer gebruikten. We hebben het hier dus niet over een elite, zoals sommige kunsthaters nog altijd menen, en zelfs onze grootste regeringspartij kan gerust zijn, want die enorme belangstelling is ook goed voor de economie. De kassa rinkelt immers tot ver buiten het museum dankzij Rembrandt en Van Gogh.

Maar dat geluksgevoel van Fens, hoe zou het daarmee staan? Hoe kan het zijn, dat een aan de muur geplakte banaan als kunstwerk wordt verkocht aan een vrouw die het zich kan permitteren daarvoor 120.000 dollar weg te gooien? Wie zoiets leest, zal begrijpen dat een andere joker een Art Hate Day organiseerde – en het cynisme van dat mens met haar banaan past helaas ook maar al te goed bij een president van de VS, die graag 52 locaties in Iran zou willen bombarderen, ‘some at a very high level & important to Iran and the Iranian culture.’

Aan Myra Hess denken. Optimist blijven. Dit vaak herhalen.

Peter Hecht is emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en bestuurslid en fellow van de Vereniging Rembrandt

Weerzien der meesters verkleind

Een jong stel kijkt op de tentoonstelling Weerzien der Meesters naar Rembrandts Nachtwacht

Bekijk ook

Lees het Bulletin online

Bulletin online
Gauguin Slapende Clovis